“Wie heeft het toernooi gewonnen?” vraagt mijn jeugdige collega de dag na afloop van het Tata Steel Chess Tournament als ik de draad van het gewone leven op mijn werk weer probeer op te pakken. “Magnus Carlsen” antwoord ik iets te snel maar ik voeg er gelijk aan toe: “en nog een paar honderd anderen!” Want het toernooi bestaat niet alleen uit de Masters en daarop volgend de Challengers. De vele vierkampen en tienkampen zorgen samen met wat speciale groepen – waaronder het journalistenkampioenschap en zelfs een arbiterstoernooi – voor meer dan 320 winnaars!
Natuurlijk zijn de spelers op het podium het belangrijkst en het uithangbord van het toernooi. Maar wat het ook zo wereldberoemd maakt is het feit dat het overgrote deel van die amateurs in één zaal speelt met de professionals en dat het systeem van meerkampen met promotierecht iedere schaker de mogelijkheid geeft om de groep van de Masters te bereiken!
(foto: Harry Gielen)
Bij een toernooi van deze omvang gebeuren er natuurlijk altijd wel wat vermeldenswaardige voorvalletjes. Zo ook dit jaar. In de dag vierkampen spelen twee spelers tegen elkaar die klaarblijkelijk niet gewend zijn om een partij te spelen met meerdere periodes. Na misschien wel pas een zet of 25 is zwart door zijn tijd heen van de eerste periode. Ze merken het wel op maar het feit dat de klok er gelijk een kwartier bij geeft, doet hun vermoeden dat het toch wel goed zit en ze spelen door. Aan het einde van de tweede periode slaat arbiter Sernin van de Krol de partij gade en fronst zijn wenkbrauwen. Wit gaat nu door zijn vlag en er zijn pas 32 zetten gedaan?! Hoe zit dat heren? Een kleine evaluatie levert op dat wit alsnog het punt krijgt door tijdsoverschrijding van zwart bij de eerste periode.
Er zijn heel wat spreekwoorden met het woord ‘kwaad’ erin. Een daarvan luidt: ‘het kwaad straft zichzelf’. Dit was van toepassing tijdens de eerste ronde van de tienkampen bij arbiter Joost Jansen in de speelzaal in hotel het Hoge Duin. ‘Eigen schuld, dikke bult’ zou je er ook van kunnen maken. Een speler heeft nog erg weinig tijd en is nu toe aan zijn veertigste zet. Of het al vaker voorkwam vertelt het verhaal niet maar geheel tegen de regels in noteert de man eerst die zet voordat hij met een kalme beweging een stuk verplaatst. Wanneer hij daarna met diezelfde hand de klok indrukt is hij net te laat: vlag gevallen en partij verloren! Het is wel geen zwaar vergrijp maar het mag gewoon niet volgens de spelregels, dus vooruit, nog eentje dan: ‘Boontje komt om zijn loontje!’
Je kan op verschillende manieren je remiseaanbod formuleren. “Ik bied remise aan”, is wel de meest gangbare en normaalste manier. Het kan ook korter: “Remise?” of “Zullen we remise maken?” Een onduidelijk aanbod komt ook regelmatig voor: “Ik ben tevreden met remise!” of “Volgens mij kunnen we beiden niet veel meer.” Het aanbod moet wel in de eigen tijd gedaan worden na het gedaan hebben van je zet. Daar wordt nogal eens de hand mee gelicht. Zo ook tijdens de vierde ronde van de tienkampen in zaal de Zeedistel in de Moriaan, waar groep 9 verenigd was in een Zwitserse groep in luxe, ruime speelomstandigheden zoals ze bij het schaaktoernooi nog nooit ervaren hebben. Ik ben er getuige van dat een jongeman een remiseaanbod doet aan zijn oudere tegenstander op het verkeerde moment, en de manier waarop zal ik niet gauw vergeten. Hij doet het vragend, met een heel originele tekst, op een bedeesde, hoffelijke manier waarvan ik dacht: dit kan je als tegenstander bijna niet afwijzen! “Kan ik met een halfje naar huis vandaag?” klinkt zijn vriendelijke stem ineens door het zaaltje. De tegenstander is een stuk minder onder de indruk dan ik, mompelt zoiets van: “Ja ja, dat zou je wel willen he!” en speelt rustig door. Het is hem dan ook niet gelukt en hij heeft met lege handen de Moriaan moeten verlaten die dag.